Het Parool
Op 25 juli 1940 publiceerde de journalist F.J. Goedhart zijn 'Nieuwsbrief van Pieter ’t Hoen'. Met deze brief beoogde Goedhart de bevolking politiek voor te lichten en op te roepen tot ondergrondse politieke actie. Enige tijd later kwam hij in contact met vooraanstaande S.D.A.P.-ers als J.J. Vorrink en sociaal-democratische journalisten. Zij wensten de Nieuwsbrieven aanzienlijk uit te breiden. Dat resulteerde op 10 februari 1941 in de uitgave van de eerste editie van “Het Parool”. Het socialistisch georiënteerde blad nam krachtig stelling tegen de bezetter, zijn handlangers en sympathisanten. Daarnaast trachtte “Het Parool” de bevolking te stimuleren tot verzet tegen alle nazi-maatregelen. De Duitse belangen moesten zoveel mogelijk worden tegengewerkt. Goedhart, A.A.F. Althoff, gewezen redacteur van “Het Volk”, J.J. Vorrink, mr. J.C.S. Warendorf,
J.J. Nunes-Vaz, een voormalige redacteur van het A.N.P., en dr. H.B. Wiardi-Beckman vormden sedert eind mei 1941 de redactie. De technische organisatie berustte grotendeels bij Goedhart. Hij kreeg daarbij na verloop van tijd steun van de student H. Pelser en de A.J.C.-er J. Stallinga. Vorrink en zijn partijgenoot J.H. Scheps reisden het hele land door om hun talrijke relaties over te halen de regionale verpreiding van “Het Parool” op zich te nemen.
De krant beleefde een stormachtige groei en verscheen wekelijks afgezien van een onderbreking in 1942 en 1943 toen het blad een à twee keer per maand uitkwam. Sedert augustus 1941 werd het
gedrukt in Amsterdam. Aanvankelijk werden de kosten die met de vervaardiging en verspreiding gemoeid waren uit eigen middelen betaald. Met name Vorrink en Wiardi Beckman slaagden erin ubstantiële financiële bijdragen te verwerven. Desondanks bleef de financiële positie van de krant geruime tijd precair. Vanaf eind 1943 ontving “Het Parool” geldelijke bijdragen uit industriële kringen en in 1944 nam het N.S.F. een deel van de financiering voor haar rekening.
De snelle groei van de oplage en de organisatie hadden ook een schaduwzijde. De kwetsbaarheid nam toe en arrestaties bleven dan ook niet uit. De eerste grote arrestatiegolf trof het blad in het najaar van 1941. Tezelfdertijd openbaarde zich een conflict tussen Goedhart en Vorrink. Goedhart, gesteund door Nunes Vaz, stond uiterst kritisch tegenover de vooroorlogse verhoudingen in Nederland en stelde de innerlijke zwakheid van de Westeuropese democratie medeverantwoordelijk voor het uitbreken van de oorlog. Tegen de zin van Vorrink wenste Goedhart aan zijn opvattingen uiting te geven in “Het Parool”. De S.D.A.P.-voorzitter wilde de nadruk leggen op de strijd tegen Duitsland en de nazi’s. Aan bevuiling van het eigen nest had hij niet de minste behoefte. Het conflict sleepte zich nog steeds voort toen medio januari 1942 Goedhart en Wiardi Beckman bij een poging naar Engeland over te steken op het strand van Scheveningen in Duitse handen vielen.
Wiardi Beckman kwam in gevangenschap om het leven. Goedhart slaagde er begin augustus 1943 in uit het kamp Vught te ontsnappen. Meteen na de arrestaties drong Vorrink er uit veiligheids-overwegingen op aan de uitgave van “Het Parool” stop te zetten, maar hij vond Nunes-Vaz en Warendorf op zijn weg. De S.D.A.P.leider trok zijn conclusie en stapte met zijn medestander Althoff op. Hun plaatsen werden ingenomen door drie jonge intellectuelen, mr. C.H. de Groot, drs. W. van Norden en drs. J. Meyer.
In oktober 1942 werd de gehele Parool-redactie, afgezien van Warendorf en De Groot, gearresteerd. Warendorf, op wie de Duitsers fel jacht maakten en die bovendien joods was, achtte zijn bewegingsvrijheid dermate beperkt dat hij nog nauwelijks van nut voor de krant kon zijn. Hij besloot naar Engeland uit te wijken, zodat alleen De Groot met enkele assistenten overbleef.
Op 29 oktober 1942 reisde Warendorf naar Maastricht. Daar nam hij contact op met de voorzitter van de Joodse Raad I. de Vries, die hem naar mr. E.R. von Geldern verwees. Ook bezocht hij E. Smits, een verzetsman die zich naderhand bij de pilotenhulporganisatie van J. Vrij aansloot, en een niet bij naam bekende verspreider van “Het Parool”. Bij laatstgenoemde drong hij erop aan nieuwe krachten aan te trekken, waarbij hij met name aan G.J. van Heuven Goedhart dacht. Van Heuven Goedhart, een man met een tot de verbeelding sprekende journalistieke loopbaan, had al eerder stukjes voor “Het Parool” geschreven. Hij verklaarde zich desgevraagd bereid tot de redactie toe te treden. Smits verwees Warendorf naar zijn Belgische verbindingsman J. Hanecourt in Ukkel bij Brussel. Bij de grenspassage ondervond de Parool-redacteur steun van Von Geldern en P. Schoenmaeckers uit Rekem. Per tram reisde hij van Lanaken naar Hasselt en vervolgens per trein naar de Belgische hoofdstad. Via Amiens bereikte Warendorf Parijs, waar hij enkele maanden bleef en zijn bevindingen op schrift stelde. In mei 1943 reisde hij via Perpignan en de Pyreneeën naar Spanje. Op 30 mei 1943 arriveerde hij in Londen.
De achterblijvers De Groot en Van Heuven Goedhart, die samen leiding gaven aan de redactie, konden uitstekend met elkaar overweg. De oplage, die tot dusver tussen de 3.000 en 10.000 stuks had geschommeld, steeg in 1943 naar ruim 40.000 stuks. Na de April Meistaking kreeg de krant er veel nieuwe medewerkers bij. In de loop van de zomer keerden J. Meyer, W. van Norden en F.J. Goedhart terug en namen de draad weer op.
Opnieuw kreeg men te kampen met ernstige tegenslag. Als gevolg van de arrestatie van de hoofdverspreider J. Stallinga in december 1943 kon de Sipo op 21 januari 1944 na een gedegen voorbereiding de Parool-organisatie in het hele land zware klappen toebrengen. De leiding ontsnapte wonderlijk genoeg aan arrestatie. Met hulp van “Vrij Nederland”, waarmee sedert de tweede helft van 1943 nauwe banden bestonden, lukte het tot frustratie van de Sipo enkele weken na de arrestatiegolf een nieuwe editie van “Het Parool” uit te brengen.
Van de gearresteerde Stallinga was de Sipo te weten gekomen dat Van Heuven-Goedhart een van de drijvende krachten achter “Het Parool” was. De zoektocht naar hem werd zodanig geïntensiveerd dat hij zich niet meer op straat kon vertonen. De redactie gaf hem opdracht naar Engeland te gaan om de Nederlandse regering in Londen beter te informeren over de Nederlandse illegaliteit. Tevens kon hij opdrachten van de Parool-groep, “Vrij Nederland” en andere verzetsorganisaties meenemen. Op 24 april 1944 reisde Van Heuven-Goedhart naar Sittard. Daar werd hij op het station opgevangen door een Amsterdamse studente die hem naar onderwijzer H.H.A. Meijers in het Maasdorpje Kleine Meers bracht. Meijers vormde een schakel in de Zwitserse Weg A, een inlichtingen- en
vluchtelingenroute waarvan onder andere “Vrij Nederland” gebruik maakte. Meijers’ verbindingsman J.G. Le Jeune, een Nederlander die tot 1942 in Leuven criminologie had gestudeerd, bezorgde Van Heuven Goedhart een Belgisch identiteitsbewijs en zette hem met een roeibootje de Maas over. Per tram reisden de twee via Bree, Beringen, Diest en Leuven naar Brussel. Daar droeg Le Jeune de Engelandganger over aan E.S. Chait, een houthandelaar uit Rotterdam die hem via Mons naar Valenciennes begeleidde. Via Parijs en Toulouse bereikte Van Heuven-Goedhart de Pyreneeën die hij te voet overstak. Na 55 dagen zat de tocht erop en bereikte hij Londen. Op 12 juli 1944 benoemde koningin Wilhelmina hem tot minister van Justitie in het kabinet Gerbrandy, een post die hij tot 23 februari 1945 bekleedde.
De achtergebleven redactieleden trokken lering uit de arrestatiegolven en voerden een reorganisatie door. Gedurende de rest van 1944 bleef de Parool-organisatie van nieuwe ernstige tegenslagen verschoond. De krant schonk steeds meer aandacht aan naoorlogse vraagstukken zonder overigens als spreekbuis van de S.D.A.P. op te treden; daarvoor hechtte de redactie teveel aan haar onafhankelijkheid. De oplage steeg tot 60.000 exemplaren. Het blad werd voortaan op meerdere plaatsen gedrukt. De distributie geschiedde via het goederenvervoer per spoor, door binnenvaartschippers en vrachtrijders. Vanaf begin september 1944 verscheen in Amsterdam iedere dag een gestencild nieuwsbulletin, een initiatief van de Parool-redactie dat navolging kreeg in veel andere steden. De oplage van deze bulletins bereikte weldra de honderdduizend. Op 25 september verscheen in het kort daarvoor bevrijde Maastricht het eerste, in vrijheid gedrukte exemplaar van “Het Parool”. De bevrijding van het westen liet nog ruim een half jaar op zich wachten.
Hoewel het niet lukte nogmaals diepe bressen in de organisatie te slaan, boekte de Sipo toch nog enig resultaat. In maart 1945 arresteerde zij zonder te weten om wie het ging redacteur De Groot en de Amsterdamse hoofdverspreider H. Schippers. Enkele dagen later werden de twee met tientallen anderen als represaille voor de aanslag op Rauter gefusilleerd.
w.mugge@home.nl
26-04-2019