LEVEN VOOR DE OORLOG.






Tobias Biallosterski is geboren op 18 april 1920 in de gemeente Bloemendaal. Hij was de tweede zoon binnen het tweede huwelijk van Tobias Biallosterski en zijn tweede vrouw Guurtje de Graaf. Tobias Sr. werd geboren op 17 januari 1883 te Amsterdam. Guurtje werd geboren op 12 december 1897 te Velsen. Zij trouwden op 10 mei 1917 te Schoten, bij Amsterdam. Tobias Sr. staat te boek als zijn joods, maar gebleken is dat hij dit niet praktiseerde, hij was exploitant van een diamantzagerij in Amsterdam. Het gezin woonde in Santpoort, Kruidbergerweg 99.

Tobias Jr. had een ouder broer Willem en na hem werd nog een zoon geboren: Bennie. Uit het eerste huwelijk van zijn vader had Tobias nog twee halfbroers, Max en Joop en nog twee halfzussen, Doortje en Liesje. Voor meer informatie over de samenstelling van de gezinnen zie stamboom Biallosterski.

Over de jeugd van Tobias is niet veel bekend, hij hield van roeien, het fokken van konijnen en watervogels. Hij was lid van de roeivereniging Poseidon in Amsterdam. Hij was een zeer verdienstelijk roeier en er wordt wel beweerd dat als de oorlog geen roet in het eten had gegooid hij deel zou hebben kunnen uitmaken van de Olypische roeiploeg. Zie foto.
Hij is waarschijnlijk in Santpoort naar de lagere school gegaan en mogelijk in Velsen naar de MULO.

Het gezin Biallosterski verhuisde op 23 april 1934 naar Amsterdam, Tobias was toen 14, naar een flat op de tweede verdieping aan de Zuider Amstellaan 81. Drie jaar later werd er opnieuw verhuisd, nu naar appartement op de tweede verdieping aan de Plantage Middellaan 10 te Amsterdam.

Tobias heeft in Amsterdam de MULO afgemaakt en is daarna naar de MTS gegaan om architectuur en bouwkunde te studeren. Hij heeft hier waarschijnlijk van 1935 tot en met 1937 gestudeerd, maar zakte voor het eindexamen.

Via zijn vader gaat hij vervolgens aan het werk als leerling diamantslijper bij de firma Stodel in Amsterdam. Hoe lang hij dit precies gedaan heeft is niet bekend.

Vlak voor de oorlog in Nederland uitbreekt vertrekt Tobias Sr. naar Engeland op verzoek van de firma J.K. Smit om uit te zoeken om in dit land diamantzagerijen op te zetten. Hij zou 2e Pinksterdag terugvliegen naar Schphol, maar de oorlog maakte dit onmogelijk en hij was gedwongen de gehele oorlog in Engeland te blijven.

Mede gezien bovenstaand feit verhuisd moeder Guurtje met haar drie jongens terug naar Santpoort en trekt bij haar moeder in, Kruidbergerweg 49. Haar eigen huis was namelijk na de verhuizing naar Amsterdam voor langere tijd verhuurd.
Tobias gaat hier eerst een tijdje bij boeren in de buurt werken en daarna wordt hij bezorger voor de Marnix apotheek in Haarlem. In deze periode is Tobias ook lid geworden van de verzetsbeweging de Orde Dienst.

Tobias was verloofd met een joods meisje, genaamd Klara Oudkerk. Zij is geboren in Den Helder, maar verhuisde ook naar Amsterdam. Zij was een nicht van Sarah Oudkerk, de vriendin van Henk Pelser. Tobias had Henk al voor de oorlog leren kennen en kwam misschien via de vriendin van Henk met zijn verloofde in contact. De verlovingsring die Tobias haar gaf heeft Klara haar hele leven gedragen.
Om de één of andere reden is de verloving verbroken, maar zij hielden nog wel contact met elkaar. Zelfs toen Tobias voor zijn tweede missie in Amsterdam zat. Hij ging een thee drinken bij vrienden van de ouders van Klara de familie Bürmann. Klara heeft hij daar niet ontmoet. Tijdens haar onderduik periode in Santpoort is zij slechts één keer bij de familie Bürmann op bezoek geweest.
Meneer Bürmann heeft Tobias, toen hij tijdens zijn missie op bezoek kwam, aangeraden zich anders te kleden, hij droeg veel te nette kleding en mooie gepoetste schoenen die hij vanuit Engeland kreeg. Men droeg geen mooie kleding meer, want er was vrijwel geen kleding meer te koop. Tobias was echter een beetje een dandy en moest en zou er altijd netjes uitzien. Dit is hem later fataal geworden.
 
w.mugge@home.nl
Joseph Stodel werd op 25 juni 1875 in Dordrecht geboren als zoon van Benedictus Stodel en Marianne Slap en was van joodse afkomst. Op 4 april 1901 trad Stodel in het huwelijk met Mietje Krijn, geboren op 18 januari 1878 te Amsterdam, vermoord op 14 januari te Auschwitz. Uit dit huwelijk werd op 19 oktober van datzelfde jaar een kind geboren, hun dochter Marianne Stodel, zij overleed op 23 februari 1993 te New York.

Op 1 juli 1930 richtte Stodel de éénmanszaak J. Stodel op. Deze onderneming was gevestigd aan het Weesperplein in Amsterdam en legde zich toe op diamantbewerking en -handel. Het echtpaar Stodel-Krijn woonde aan de Sarphatistraat 119 te Amsterdam.

Stodel overleed op 28 september 1941 in Amsterdam. De goederen behorende tot zijn nalatenschap werden op last van de bezettingsautoriteiten onder beheer gesteld van Verwalter M.H.H. Franssen. Deze Nederlandse advocaat was op 13 oktober 1941 door Seyss-Inquart benoemd tot beheerder van nalatenschappen die vielen onder de bepalingen van de Verordening 26/1940 (Vijandelijk Vermogen, ook niet-joods). Waarschijnlijk was Franssen bij de afwikkeling van Stodels nalatenschap betrokken omdat de enige erfgenaam, zijn dochter Marianne, tijdens de bezetting in de Verenigde Staten woonde.

Stodels echtgenote werd in 1942 op last van de bezettingsautoriteiten gearresteerd en naar Westerbork overgebracht. Zij is daarna naar Auschwitz gedeporteerd, waar zij omstreeks 14 januari 1943 is omgekomen.

Marianne Stodel trouwde op 3 december 1929 te Amsterdam met Hartog Mok (diamantair). Hij werd geboren op 24 december 1889 te Amsterdam, hij overleed omstreeks 1961 in New York. Zij kregen twee kinderen Mary E. Mok en Louis Mok (patent attorney) geboren 4 november 1932, overleden 5 janauri 2008 te Los Angeles. Hij trouwde met Victoria Bowes en zij kregen twee kinderen: Alexander Mok en Linda Mok.
Na de oorlog heeft Marianne, de dochter van Stodel, de schade inzake de verkoop van de boedel van haar vader aangemeld bij de Schade-Enquête-Commissie. In dit verband werd een onderzoek ingesteld door de Centrale Vermogensopsporingsdienst. In de geraadpleegde documentatie zijn geen gegevens aangetroffen over het verdere verloop van dit onderzoek door de CVO. De commissie heeft bij haar onderzoek geen aanwijzingen aangetroffen dat de familie Stodel een schadevergoeding heeft ontvangen voor het verlies een schilderij .
De Restitutiecommissie adviseert in 2010 de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om het schilderij Nederlands Stadsgezicht van A. Eversen (NK 1762) te restitueren aan de erfgenamen van Joseph Stodel.




Jan Kors Smit begon zijn onderneming in 1888 nadat hij een advertentie had gelezen in "het Handelsblad" waarin werd gevraagd naar industriële diamanten.
Hij had de nodige kennis over diamanten al vergaard door jarenlange ervaring in de industrie als directeur van een Amsterdamse diamanten slijperij. Jan Kors Smit zag in dat dit een mogelijkheid was om een familie bedrijf op te richten die voortgezet zou worden door zijn zonen.
Deze advertentie gaf Jan Kors Smit de nodige energie in de opbouw van de organisatie, die al snel operatief was op de internationale markt, waarop J.K. Smit lange tijd pionier was in de ontwikkeling van industriële diamanten.
Jan Kors Smit trainde zijn zonen in het werk en zodra hij met pensioen ging was hij in staat om het stokje over te geven aan zijn oudste zoon, Johan J. Smit. Het bedrijf had nu al twee fabrieken en 25 filialen. Deze filialen waren niet enkel in Nederland gevestigd, maar ook in landen als Amerika, Canada, Brazilië, Engeland, Frankrijk, Duitsland, Zwitserland, Italië, Spanje, Tsjechië, België, Zweden, Polen, Rusland, Zuid-Afrika, Australië, Japan en China.
Het hoofdkantoor van J.K. Smit & Zonen van 1888 tot 1973 aan de Sarphatistraat te Amsterdam

Tijdens de Eerste Wereld Oorlog weigerde Johan Smit, ondanks de neutraliteit van Nederland, consequent om diamanten te verhandelen met de "Centrale Macht", hoewel dit aanzienlijke financiële verliezen voor het bedrijf betekende.
In tijden van de oorlog kwam het met name door de massaproductie van munitie dat  de toename van het gebruik van industriële diamanten op een tot dan toe ongekende schaal resulteerde.
Ook na de oorlog bleef de vraag naar industriële diamanten groot en in 1934 werd de Amerikaanse tak van J.K. Smit & Zonen opgericht, genaamd J.K. Smit & Sons Inc. in New York. Hier werden voor het eerst diamantgereedschappen geproduceerd door het bedrijf. Het eerste gereedschap dat door de firma werd uitgevonden was de (multi-set) kernboor, wat later een essentieel onderdeel voor machines in de mijnbouw werd.

De financiële gevolgen van de oorlog voor het bedrijf waren in de Tweede Wereld Oorlog vele malen groter dan in de Eerste Wereld Oorlog. Enerzijds was er een enorme groei in het gebruik van diamantgereedschap, maar anderzijds was er de verstoring als gevolg van de Duitse invasie in Nederland.
In 1939 stuurde Johan zijn oudste zoon Jan naar Engeland, hield de tweede zoon, Johan Jr. bij hem, en stuurde zijn jongste zoon, Piet, naar Amerika.
Jan reisde samen met een Britse officier (Chidson) terug naar Amsterdam. Johan overhandigde hem de gehele bedrijfsvoorraad van diamanten en gaf hen de instructie dat hij liever had dat de diamanten zouden zinken naar de zeebodem dan dat zij in Duitse handen zouden vallen.
Bij zijn terugkeer naar London volgde Jan de instructies van zijn vader op en richtte daar de Britse tak van het bedrijf op. Deze werd benoemd tot "The Head Office of the Smit World Organization".
Johan J. Smit en zijn zoon Johan Jr. bleven achter in Nederland, waar zij volledig waren geïsoleerd van de buitenwereld tot het einde van de oorlog eindelijk aanbrak
20-07-2020